training meer zelfcontrole minder boos

Kinderen en jongeren met een Licht Verstandelijke Beperking (LVB) laten meer gedragsproblemen zien dan kinderen en jongeren zonder LVB, en deze zetten zich vaker tot op latere leeftijd door. Bij de ontwikkeling van behandelprotocollen voor kinderen met gedragsproblemen wordt echter zelden afgestemd op de extra behoeften van deze groep kinderen, terwijl hun ontwikkeling extra in gevaar is. Jeugdigen met LVB en gedragsproblemen en hun gezinnen zijn vaak moeilijk te bereiken voor interventies en behandeling, en wanneer ze wel bereikt worden stoppen ze vaak voortijdig.

Training Meer zelfcontrole, minder boos

Tussen 2016 en 2018 is de training Meer zelfcontrole, minder boos ontwikkeld voor jongeren met LVB en gedragsproblemen. Deze training kan gegeven worden binnen de schoolcontext. De training is gebaseerd op cognitief gedragstherapeutische technieken en bouwt voort op de training Ik kies voor zelfcontrole voor kinderen met gedragsproblemen op school. Deze interventie is speciaal aangepast aan de behoeften van jeugdigen met gedragsproblemen en LVB, zoals: het gebruik van plaatjes om het materiaal gemakkelijker en toegankelijker te maken, een vaste structuur, herhaling binnen en tussen sessies, weinig tekst, korte zinnen en gemakkelijk en toegankelijk taalgebruik.

Voorbeeldfilmpje: vluchten, vechten of aanpakken?

Inzet van videoclips

Een belangrijke en cruciale aanpassing is de inzet van videoclips om beter aan te sluiten bij de aandachtspanne en belevingswereld van de jeugdigen. Deze videoclips zijn geïntegreerd in iedere trainingsbijeenkomst. In groepjes van 3 tot 5 kinderen wordt samen met de trainers gewerkt uit een oefenboek en geoefend. De videoclips zijn tot stand gekomen met een financiële bijdrage van Pro Juventute en van de Universiteit Utrecht.

Onderzoek Universiteit Utrecht

Momenteel loopt er een onderzoek naar de werkzaamheid van de training Meer zelfcontrole, minder boos en naar welke mechanismen van belang zijn voor de werkzaamheid. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door dr. Juliëtte Liber en MSc. Eva Kühl, beiden werkzaam aan de Universiteit Utrecht.