Op 1 november 2015 zijn prof. mr. drs. Mariëlle Bruning, dr. Stephanie Rap en Denise Verkroost (Universiteit Leiden) gestart met een onderzoek naar de mogelijkheden voor minderjarigen om te participeren in het jeugdhulpverleningstraject.

Eerste onderzoeksrapport ‘kansen en momenten voor participatie in het jeugdhulptraject’

De centrale onderzoeksvraag was op welke momenten en in hoeverre kinderen kunnen participeren in beslissingen die genomen worden gedurende een jeugdhulpverleningstraject. Het onderzoek bestaat uit drie delen, waarvan het eerste deel nu is afgerond. Voor dit eerste deel is onderzoek gedaan naar de beslismomenten in het jeugdhulpverlenings-traject die invloed hebben op kinderen en het wettelijk kader daarbij. Hiervoor is onderscheid gemaakt tussen hulpverlening op vrijwillige basis en hulpverlening in gedwongen kader. Op grond van artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (het IVRK) hebben kinderen die in staat zijn hun mening te vormen, het recht om die mening te uiten bij alle beslissingen die hem of haar betreffen. Bovendien moet aan die mening een passend gewicht worden gehecht.

Conclusies onderzoeksrapport

In het eerste onderzoeksrapport wordt onder andere geconcludeerd dat de mogelijkheden tot participatie bij de toegang tot de jeugdhulp onduidelijk zijn en dat er grote verschillen kunnen bestaan tussen gemeenten doordat de wet hierbij veel ruimte laat aan gemeenten. Ook bestaan grote verschillen in leeftijdsgrenzen die gehanteerd worden bij het bepalen van mogelijkheden tot participatie van minderjarigen bij vrijwillige jeugdhulp. Dit kan leiden tot onduidelijkheid voor professionals. De rechtspositie van de minderjarige in het kader van de gesloten jeugdhulp is duidelijker geregeld, zo zijn minderjarigen van twaalf jaar en ouder bekwaam om zelf in procedures op te treden en wordt een advocaat toegevoegd. Het is positief dat in het gedwongen kader verschillende uitzonderingen worden gemaakt op de processuele onbekwaamheid van minderjarigen en dat de rechter de minderjarige van twaalf jaar en ouder in beginsel in de gelegenheid moet stellen om gehoord te worden.